Opdrachtgever heeft een nieuwe bedrijfshal laten bouwen. Bij de uitvoering van de werkzaamheden zijn enkele problemen gerezen, waarvan aannemer stelt dat deze problemen (en het oplossen ervan) tot meerwerk hebben geleid. Aannemer dient een meerwerkfactuur in van ruim € 50.000,--. Opdrachtgever weigert te betalen en het komt tot een procedure.
Aannemer verzoekt mij om de vordering aanhangig te maken bij de Raad van Arbitrage voor de Bouw (RvA). Ik vraag aannemer om zijn meerwerkclaim te onderbouwen en ontvang een dik pakket facturen met specificaties. Deze stukken breng ik in de procedure. In de processtukken nemen partijen over en weer hun standpunten in. Opdrachtgever ontkent dat er sprake is van meerwerk, althans geen meerwerk waarvoor hij verantwoordelijk is. De problemen zijn ontstaan vanwege de werkwijze van aannemer, aldus opdrachtgever. Aannemer betwist dit gemotiveerd.
Na het laatste processtuk worden de datum en tijd (10.45 uur) voor de mondelinge behandeling vastgesteld. In de tussenliggende periode vertrekt mijn contactpersoon (directeur) bij de aannemer en heeft de overgebleven directeur (DGA) de verdere behandeling van de zaak overgenomen.
De ochtend van de mondelinge behandeling word ik ’s ochtends om 8.00 uur in mijn auto gebeld door deze DGA. Hij heeft de vorige dag een telefoontje gekregen van de opdrachtgever, waarin hem werd meegedeeld dat de door ons ingebrachte facturen vals waren. Diezelfde avond heeft de DGA dit gecontroleerd en inderdaad… de facturen en specificaties waren door de vertrokken directeur op zijn computer met knip- en plakwerk in elkaar gezet. Als je dit hoort van je cliënt, dan weet je echt even niet wat je moet zeggen, tenminste niet hardop. Maar gelijk komt ook het besef, dat we over enkele uren wél de zitting hebben. We spreken af, om tijdens deze zitting maar gelijk openheid van zaken te geven. Mede om het gras voor de voeten van opdrachtgever weg te maaien, want die zou natuurlijk optimaal gebruik maken van deze situatie.
Als eisende partij zijn wij als eerste aan het woord en ik doe volgens afspraak de situatie uit de doeken. De advocaat van opdrachtgever komt hierna aan het woord en hij gaat uitgebreid in op de valse stukken. Zijn betoog gaat echter in het niets op, omdat wij immers al hebben toegegeven dat de stukken niet kloppen. Arbiters nemen de kwestie redelijk op en stellen aannemer in de gelegenheid om zijn vorderingen in een akte nader te onderbouwen. Uiteindelijk blijkt er zeer weinig bewijs te zijn voor het gestelde meerwerk. Dit besef zal de oud-directeur ook hebben gehad en dat verklaarde meteen zijn handenarbeid. De zaak gaat dus ook uit als een nachtkaars.
Voor de aannemer was dit werkelijk een heel vervelende situatie, die ook nog een strafrechtelijke nasleep heeft gekregen, omdat opdrachtgever aangifte heeft gedaan van fraude/valsheid in geschrifte. Uiteindelijk is allemaal met een sisser afgelopen, maar ik heb in die periode niet graag in de schoenen van de DGA willen staan. Het besef, dat de mededirecteur zijn vertrouwen niet waard is geweest, hakte er diep in. Het spreekwoord “vertrouwen komt te voet en gaat te paard” gaat hier zeker op!
Dit is mijn laatste blog voor de bouwvak. Maandag 22 augustus publiceer ik weer een nieuw blog.
Ik wens iedereen een fijne vakantie toe!
Yvonne Schrader www.schrader.nl
Schrader Advocaat is tijdens de bouwvak normaal bereikbaar.