Voordat incassokosten in rekening kunnen worden gebracht bij
consumenten, dient de consument eerst per brief een termijn van 14 dagen worden
gegeven om alsnog te betalen. Pas na deze 14 dagen bestaat het recht op vergoeding
van incassokosten.
Aan de Hoge Raad is de vraag voorgelegd, of er na deze
‘veertiendagenbrief’ al recht bestaat op vergoeding buitengerechtelijke
incassokosten, ook indien er nadien geen andere incassohandeling zijn verricht.
De Hoge Raad heeft op 13 juni 2014 deze vraag bevestigend
beantwoord:
De Hoge Raad 13 juni 2014 (Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:289) beantwoordt de prejudiciële vraag aldus, dat art. 6:96 lid 6 BW aldus moet
worden uitgelegd dat,
- indien de schuldeiser in redelijkheid tot het verrichten
van incassohandelingen is overgegaan en de daarin genoemde veertiendagenbrief aan
de consument-schuldenaar heeft gestuurd,
- bij uitblijven van de betaling binnen de termijn van
veertien dagen,
- de de vergoeding voor
buitengerechtelijke incassohandelingen door de consument-schuldenaar
verschuldigd wordt,
- zonder dat de schuldeiser gehouden is daartoe nog nadere
incassohandelingen te verrichten.