Het gerechtshof in Leeuwarden heeft op 5 juli 2011 arrest gewezen in een hoger beroep zaak, die was aanspannen door een installateur tegen haar opdrachtgever Waterschap Hunze & Aa’s.
Oordeel Hof: installateur heeft zich te laat beroepen op bouwtijdverlenging en de kortingsregeling is terecht toegepast.
Wat was het geval: Het waterschap heeft een Europese aanbesteding gehouden voor de uitbreiding en aanpassing van een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Het werk is aan installateur gegund. Op de overeenkomst zijn de UAV en de UAV-TI 1995 van toepassing. Tussen partijen staat vast, dat de contractuele opleverdatum 16 maart 2006 was en dat installateur op deze datum het werk niet heeft opgeleverd, zodat er sprake is van termijnsoverschrijding. Het waterschap past de kortingsregeling toe. De installateur maakt hiertegen bezwaar.
Primair stelt installateur dat het waterschap het werk ten onrechte niet heeft goedgekeurd en subsidiair dat zij recht had op termijnsverlenging. Het primaire standpunt faalt. Volgens het Hof is door installateur toentertijd geen bezwaar gemaakt tegen het feit, dat de goedkeuring aan haar werk werd onthouden. Pas nadat het waterschap bij brief te kennen had gegeven de kortingsregeling te zullen toepassen, kwam installateur met een reactie en maakte zij bezwaar tegen toepassing van de korting, met als argumenten dat de installatie al in gebruik was genomen en omdat de oplevering door overmacht was vertraagd. Volgens het Hof zegt het feit, dat de installatie in gebruik was niets over de aard en ernst van de restpunten omdat een voorwaarde in het bestek was, dat de installatie te allen tijde operationeel moest blijven. Het Hof is voorts van oordeel dat het niet aangaat dat installateur, die indertijd nooit gemotiveerd bezwaar heeft gemaakt tegen het onthouden van goedkeuring door het waterschap, zich nu alsnog op het standpunt stelt dat het waterschap haar goedkeuring niet aan het werk had mogen onthouden. Volgens het Hof had het immers op de weg van installateur gelegen om, wanneer zij het niet eens was met beslissingen van het waterschap, dat op dat moment aan het waterschap kenbaar te maken en niet pas lange tijd nadien.
Subsidiair stelt installateur dat zij door toedoen van haar nevenaannemers niet in staat was tijdig op te leveren. Het Hof overweegt dat in de coördinatieovereenkomst staat, dat een aannemer die bemerkt of voorziet dat de voortgang van zijn werk wordt bemoeilijkt door toedoen van een van de andere aannemers, dat onverwijld aan opdrachtgever dient te melden. Dit heeft installateur nooit gedaan, ook niet tijdens coördinatievergaderingen. Pas nadat de opleveringstermijn reeds lang was verstreken, heeft installateur hier voor het eest melding van gemaakt.
Installateur stelt voor het eerst in de procedure, dat het waterschap haar uit eigener beweging een verlenging van de opleveringstermijn had moeten geven en zij beroept zich in dat verband op een uitspraak van de Raad van Arbitrage voor de Bouw van 4 juli 2001, waarin arbiters hebben overwogen dat opdrachtgever naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen beroep op deze bepaling toekomt nu zij op grond van de haar zelf bekende feiten en omstandigheden geacht had moeten worden uit eigen initiatief tot een verlenging van de bouwtijd over te gaan. Het Hof verwerpt dit standpunt en is van oordeel, dat installateur aan deze uitspraak ten onrechte een algemene regel tracht te ontlenen.Opnieuw is het Hof van oordeel, dat het op de weg van installateur had gelegen om actie te ondernemen wanneer zij meende dat er aanleiding bestond voor een verlenging van de opleveringstermijn wegens overmacht. Nu zij dat destijds heeft nagelaten, kan zij daarop niet meer met terugwerkende kracht aanspraak op maken.
Het arrest is te lezen via deze link: http://goo.gl/3L1Cp.
Uit dit arrest valt te concluderen, dat de aannemer proactief moet reageren richting opdrachtgever op omstandigheden die invloed (kunnen) hebben op de bouwtijd en/of oplevering. Dit om verlies van rechten te voorkomen.
Yvonne Schrader www.schrader.nl