Een beroep op ‘onvoorziene omstandigheden’ wordt door de rechtspraak streng getoetst. Het uitgangspunt is immers, dat partijen trouw moeten zijn aan het gegeven woord. In diverse procedures wordt betoogd, dat de kredietcrisis deze strenge toets zou moeten kunnen doorstaan. De uitkomst dan zou moeten zijn, dat trouw aan het gegeven woord moet wijken en een overeenkomst gewijzigd of zelfs ontbonden kan worden. De rechtspraak heeft in diverse uitspraken de lijn uitgezet, dat de kredietcrisis in beginsel geen onvoorziene omstandigheid is.
Ook de rechtbank Amsterdam was hiervan niet te overtuigen. Onderwerp van geschil was onder meer de verschuldigdheid van reserveringsvergoedingen door een projectontwikkelaar aan de gemeente Amsterdam. De projectontwikkelaar weigerde deze te betalen en stelde, dat de reserveringsvergoeding torenhoog was en een gunstige markt veronderstelde. De crisis raakte de ontwikkeling, afname en financiering van de door de gemeente in de overeenkomst voorgeschreven bebouwing in extreme mate, aldus de projectontwikkelaar.
Het beroep op onvoorziene omstandigheden van de projectontwikkelaar is door de rechtbank van tafel geveegd. De rechtbank overwoog, dat de projectontwikkelaar een ervaren en professionele speler op de vastgoedmarkt is en in die hoedanigheid is zij akkoord gegaan met de overeenkomst en alle voorwaarden. Bovendien heeft de overeenkomst naar zijn aard een speculatief karakter. De projectontwikkelaar heeft een risico genomen, want de markt kan altijd omslaan. De rechtbank oordeelde, dat de veranderde marktomstandigheden tengevolge van de crisis geheel voor rekening van de projectontwikkelaar komen.