woensdag 5 september 2012

Wordt woon-/werkverkeer vergoed?


Recent is een arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch gepubliceerd over een geschil tussen een schilder en zijn werkgever over de reiskostenvergoeding woon-/werkverkeer.

Op de arbeidsovereenkomst is de cao voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf (hierna: de cao) van toepassing verklaard.  De werknemer gaat met zijn eigen auto vanaf zijn huisadres naar het bedrijf van zijn werkgever (woon-werk), waarna van daaruit met een bedrijfsbusje naar de diverse projecten wordt gereden.

Geschil
De werknemer maakt aanspraak op reiskosten woon-werkverkeer (waaronder een kilometervergoeding en een chauffeurstoeslag) op grond van artikel 39 cao.

Artikel 39 cao bepaalt dat, indien een werknemer naar het oordeel van de werkgever bij het zich naar en van het werk begeven gebruik moet maken van een eigen vervoermiddel en/of daarvan tijdens en ten behoeve van de werkzaamheden gebruik maakt, hem een vervoermiddelen-vergoeding zal worden betaald.

De werknemer stelt in dit verband dat met de zinsnede “van en naar het werk” wordt gedoeld op de reisafstand tussen de woonplaats van de werknemer naar het bedrijf van zijn werkgever. 

Hiertegenover stelt de werkgever dat de zinsnede “van en naar het werk” uitsluitend betrekking heeft op de kosten die gemaakt worden om vanuit zijn bedrijf te komen op de projecten waar de werkzaamheden dienen te worden verricht. Daarvoor stelt hij een bedrijfsbusje ter beschikking, zodat de werknemer geen recht heeft op reiskostenvergoeding, aldus de werkgever.. 

Het vonnis van het kantongerecht is niet gepubliceerd, maar kennelijk zijn de vorderingen van de werknemer afgewezen, want hij komt in hoger beroep.

Oordeel van het gerechtshof:

Het gaat in deze zaak om de uitleg van bepalingen in een cao. Daarvoor is in beginsel de tekst  van de cao van doorslaggevende betekenis. Biedt de tekst geen uitkomst, dan kan de bedoeling van partijen eventueel uitkomst bieden.

Wat zegt de tekst: in de cao zelf is niet te lezen wat moet worden verstaan onder “van en naar het werk”.  Ook de bepaling in de cao die handelt over de vergoeding van reisuren, waarin over de duur van de reis wordt gesproken, biedt geen uitkomst. 

De werknemer verwijst echter naar een bijlage van de cao. Volgens hem maakt deze bijlage duidelijk, dat artikel van die cao doelt op de reisafstand tussen de woonplaats van de werknemer en de plaats waar het werk wordt uitgevoerd.  De door de werknemer genoemde bijlage bevat een specifieke regeling voor buitenlandse werknemers, die zonder vaste woon- of verblijfplaats tijdelijk in Nederland werkzaam zijn. Hierin staat “met dien verstande dat voor de afstandsbepaling gekeken wordt van de tijdelijke verblijfplaats in Nederland naar de plek waar het werk wordt uitgevoerd”.

Deze vermelding zou volgens het hof overbodig zijn geweest indien de uitleg van de werkgever wordt gevolgd. Immers, dan maakt het niet uit wat als tijdelijke verblijfplaats van een buitenlandse werknemer moet worden beschouwd. Deze buitenlandse werknemer krijgt immers, in de visie van de werkgever, net zomin als de binnenlandse werknemer, een vergoeding voor woon-werkverkeer. Beiden zullen dan immers met eigen vervoer en voor eigen rekening vanuit hun (tijdelijke) woonplaats naar het verzamelpunt moeten reizen.

Het hof is dan ook van oordeel dat met de zinsnede “van en naar het werk” in de cao bepaling, gelet op de bijlage van de cao, wordt bedoeld de afstand tussen de woonplaats (tijdelijke verblijfplaats in geval van een buitenlandse werknemer) van de werknemer en de plaats waar hij zijn werkzaamheden verricht (en terug). 

Conclusie 
De hiervoor gegeven uitleg van de reiskostenvergoedingsbepaling in de cao leidt tot de slotsom de werknemer recht heeft op reiskostenvergoeding van zijn woon-werkverkeer. 

Mellany Klunder


LJN: BX5210