vrijdag 7 september 2012

Vragen & antwoorden over de btw-verhoging

Vragen en antwoorden over de btw-verhoging van 19% naar 21% per 1 oktober 2012.

Overgangsregeling voor aangekochte nieuwbouwwoningen. Wat wordt bedoeld met “een gesloten overeenkomst”? 
Indien nog opschortende voorwaarden gelden valt deze overeenkomst dan wel al onder de werking van de overgangsregeling of pas vanaf het moment dat de opschortende voorwaarden zijn uitgewerkt?

Een overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling, waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere een verbintenis aangaan (artikel 6:213 van het Burgerlijk Wetboek). Van belang is dat de koop-/aannemings)overeenkomst vóór 28 april 2012 is gesloten. Niet van belang is of er opschortende dan wel ontbindende voorwaarden zijn opgenomen in deze overeenkomst.

Hoe zit het met gemengde objecten (woning versus bedrijfsgedeelte)? Geldt de overgangsregeling voor aangekochte nieuwbouwwoningen alleen voor het woongedeelte en niet voor het bedrijfsgedeelte?
Panden die deels als woning en deels als bedrijfspand worden gebruikt (bijvoorbeeld woon/winkelpanden) mogen in hun geheel als woning worden aangemerkt. Daarbij geldt de
voorwaarde dat die panden voor meer dan 50% voor  particuliere bewoning worden gebruikt. Bij een percentage van 50% of minder mag het deel dat voor particuliere bewoning wordt gebruikt voor de toepassing van het tarief worden afgesplitst. In dit laatste geval is de overgangsregeling alleen van toepassing op het woongedeelte.


Worden er eisen gesteld aan de verkrijger van de woning? (particulier?)
Nee, er worden geen eisen gesteld aan de verkrijger van de woning.


Hoe dient men te handelen bij de overgangsregelingen voor onroerende zaken en aangekochte nieuwbouwwoningen bij meerwerk?


Meerwerk
In het kader van de uitvoering van een koop-/aanneemovereenkomst is het vaak mogelijk zgn. meerwerk te laten uitvoeren. Veel koop-/aanneemovereenkomsten bepalen terzake dat de opdrachtgever bij het verstrekken van de opdracht tot meerwerk direct een bedrag moet betalen ter grootte van een bepaald percentage, bijvoorbeeld 50%, van de  vergoeding voor dat meerwerk.


Overgangsregeling onroerende zaken
Als de opdracht tot het verrichten van het hier bedoelde meerwerk wordt verstrekt vóór 1 oktober 2012, kan het daarbij direct te betalen bedrag worden beschouwd als een op dat tijdstip vervallen termijn. Daarvoor geldt dan dus het 19% tarief.


Overgangsregeling nieuwbouwwoningen
Als de opdracht tot het verrichten van het hier bedoelde opdrachtgever bij het verstrekken van de opdracht tot meerwerk direct een bedrag moet betalen ter grootte van een bepaald percentage, bijvoorbeeld 50%, van de vergoeding voor dat meerwerk. 

Als de opdracht tot het verrichten van het hier bedoelde meerwerk wordt verstrekt vóór 1 oktober 2012, kan het daarbij direct te betalen bedrag worden beschouwd als een op dat tijdstip vervallen termijn. Daarvoor geldt dan dus het 19% tarief. 

Overgangsregeling nieuwbouwwoningen.
Als de opdracht tot het verrichten van het hier bedoelde meerwerk is verstrekt vóór 28 april 2012 (dus als onderdeel van de koop/aanneemovereenkomst voor de bouw van een
nieuwbouwwoning) en de betaling daarvan in één of meer termijnen gedaan wordt vóór 1 oktober 2013 geldt het 19% tarief.


Een particulier heeft vóór 28 april 2012 een bouwkavel gekocht. Er is (nog) geen aannemingsovereenkomst overeengekomen voor de bouw van een nieuwbouwwoning. Is de overgangsregeling voor aangekochte nieuwbouw-woningen ook van toepassing op de aankoop van een bouwkavel? 

Nee, de overgangsregeling geldt niet. 
De overgangsregeling voor aangekochte nieuwbouw-woningen is slechts van toepassing als een ondernemer ingevolge een vóór 28 april 2012 gesloten koop-/aannemingsovereenkomst ná 30 september 2012 een woning levert. De datum van 28 april 2012 is in die zin een fatale termijn. Als er vóór die datum geen koop-/aannemingsovereenkomst is gesloten voor de bouw van een nieuwbouwwoning is de overgangsregeling niet van toepassing.


Geldt de overgangsregeling voor onroerende zaken ook voor apart overeengekomen verbouwingen (zoals het plaatsen van een keuken of badkamer) waarbij de vergoeding vervalt in termijnen naarmate de verbouwing vordert? 

Ja, de overgangsregeling voor onroerende zaken geldt ook voor apart overeengekomen verbouwingen waarbij de vergoeding vervalt in termijn en naarmate de verbouwing vordert. Dit geldt echter niet voor diensten bestaande in het verrichten van onderhouds- of herstelwerkzaamheden. Als zodanig zijn in dit verband aan te merken werkzaamheden die (vrijwel) uitsluitend gericht zijn op de instandhouding van de zaak, zoals het vervangen van kozijnen of dakgoten en het vernieuwen van dakbedekking. Van verbouwing is slechts sprake, als de werkzaamheden gericht zijn op een verandering van de inrichting, de aard of de omvang van de zaak. Dat is bij woningen bijvoorbeeld het geval bij veranderingen aan/het plaatsen van keukens en badkamers, het aanbouwen van een serre en het aanbrengen van een dakkapel. Ingeval in het kader van de uitvoering van een en hetzelfde contract naast verbouwingswerkzaamheden tevens werkzaamheden worden verricht die van belang zijn voor de instandhouding van de zaak, zodat het contract in zoverre mede een element van onderhoud of herstel in zich draagt, is niettemin het geheel aan te merken als verbouwing, mits de werkzaamheden als geheel niet (vrijwel) uitsluitend gericht zijn op de instandhouding van de zaak. Er behoeft alsdan geen splitsing te worden gemaakt: de overgangs-regeling kan worden toegepast op de verbouwing als geheel. Daarbij wordt aangenomen dat de ondernemer dan ook het 19%-tarief berekent aan de klant.

Mogen ondernemers voor prestaties die zij verrichten na 30 september 2012 reeds voor 1 oktober 2012 btw factureren naar het tarief van 21%? 
Ja. Om te voorkomen dat ondernemers aanvullende factureren voor het verschil tussen 19% en 21% moeten uitreiken mogen ondernemers voor prestaties die zij verrichten na 30 september 2012 en die onder het 21% tarief vallen reeds voor 1 oktober 2012 btw factureren naar het tarief van 21%. De ondernemer die de prestatie afneemt mag die 21% conform de regels voor het recht op aftrek in aftrek brengen. 



bron: www.rijksoverheid.nl

woensdag 5 september 2012

Wordt woon-/werkverkeer vergoed?


Recent is een arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch gepubliceerd over een geschil tussen een schilder en zijn werkgever over de reiskostenvergoeding woon-/werkverkeer.

Op de arbeidsovereenkomst is de cao voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf (hierna: de cao) van toepassing verklaard.  De werknemer gaat met zijn eigen auto vanaf zijn huisadres naar het bedrijf van zijn werkgever (woon-werk), waarna van daaruit met een bedrijfsbusje naar de diverse projecten wordt gereden.

Geschil
De werknemer maakt aanspraak op reiskosten woon-werkverkeer (waaronder een kilometervergoeding en een chauffeurstoeslag) op grond van artikel 39 cao.

Artikel 39 cao bepaalt dat, indien een werknemer naar het oordeel van de werkgever bij het zich naar en van het werk begeven gebruik moet maken van een eigen vervoermiddel en/of daarvan tijdens en ten behoeve van de werkzaamheden gebruik maakt, hem een vervoermiddelen-vergoeding zal worden betaald.

De werknemer stelt in dit verband dat met de zinsnede “van en naar het werk” wordt gedoeld op de reisafstand tussen de woonplaats van de werknemer naar het bedrijf van zijn werkgever. 

Hiertegenover stelt de werkgever dat de zinsnede “van en naar het werk” uitsluitend betrekking heeft op de kosten die gemaakt worden om vanuit zijn bedrijf te komen op de projecten waar de werkzaamheden dienen te worden verricht. Daarvoor stelt hij een bedrijfsbusje ter beschikking, zodat de werknemer geen recht heeft op reiskostenvergoeding, aldus de werkgever.. 

Het vonnis van het kantongerecht is niet gepubliceerd, maar kennelijk zijn de vorderingen van de werknemer afgewezen, want hij komt in hoger beroep.

Oordeel van het gerechtshof:

Het gaat in deze zaak om de uitleg van bepalingen in een cao. Daarvoor is in beginsel de tekst  van de cao van doorslaggevende betekenis. Biedt de tekst geen uitkomst, dan kan de bedoeling van partijen eventueel uitkomst bieden.

Wat zegt de tekst: in de cao zelf is niet te lezen wat moet worden verstaan onder “van en naar het werk”.  Ook de bepaling in de cao die handelt over de vergoeding van reisuren, waarin over de duur van de reis wordt gesproken, biedt geen uitkomst. 

De werknemer verwijst echter naar een bijlage van de cao. Volgens hem maakt deze bijlage duidelijk, dat artikel van die cao doelt op de reisafstand tussen de woonplaats van de werknemer en de plaats waar het werk wordt uitgevoerd.  De door de werknemer genoemde bijlage bevat een specifieke regeling voor buitenlandse werknemers, die zonder vaste woon- of verblijfplaats tijdelijk in Nederland werkzaam zijn. Hierin staat “met dien verstande dat voor de afstandsbepaling gekeken wordt van de tijdelijke verblijfplaats in Nederland naar de plek waar het werk wordt uitgevoerd”.

Deze vermelding zou volgens het hof overbodig zijn geweest indien de uitleg van de werkgever wordt gevolgd. Immers, dan maakt het niet uit wat als tijdelijke verblijfplaats van een buitenlandse werknemer moet worden beschouwd. Deze buitenlandse werknemer krijgt immers, in de visie van de werkgever, net zomin als de binnenlandse werknemer, een vergoeding voor woon-werkverkeer. Beiden zullen dan immers met eigen vervoer en voor eigen rekening vanuit hun (tijdelijke) woonplaats naar het verzamelpunt moeten reizen.

Het hof is dan ook van oordeel dat met de zinsnede “van en naar het werk” in de cao bepaling, gelet op de bijlage van de cao, wordt bedoeld de afstand tussen de woonplaats (tijdelijke verblijfplaats in geval van een buitenlandse werknemer) van de werknemer en de plaats waar hij zijn werkzaamheden verricht (en terug). 

Conclusie 
De hiervoor gegeven uitleg van de reiskostenvergoedingsbepaling in de cao leidt tot de slotsom de werknemer recht heeft op reiskostenvergoeding van zijn woon-werkverkeer. 

Mellany Klunder


LJN: BX5210


Marsmannetjes

Het magazine Bouwen in het Oosten is weer verspreid. Met daarin de column van Yvonne Schrader, "marsmannetjes". Benieuwd? Lees: http://goo.gl/vJNQe

vrijdag 31 augustus 2012

Ontslag op staande voet wegens bijklussen



Het Gerechtshof Arnhem heeft moeten beoordelen of een werknemer op staande voet ontslagen kan worden wegens het aanbieden tot bijklussen in concurrentie met de werkgever. 

Een werknemer is in dienst bij vloerverwarming B.V. In de arbeidsovereenkomst van de werknemer is een verbod tot het verrichten van nevenarbeid opgenomen. 
Op enig moment heeft de werknemer op een vraag van een nieuwe klant van vloerverwarming B.V., het aanbod gedaan om op zaterdag zelf bepaalde vloerverwarmingswerkzaamheden voor een bedrag ad € 1.200,-- te verrichten. Dit zonder toestemming van de werkgever en tegen een bedrag dat veel lager ligt dan bij vloerverwarming B.V. gebruikelijk is. Vloerverwarming B.V. krijgt lucht van dit aanbod van de werknemer en ontslaat de werknemer op staande voet.  

De werknemer stelt zich op het standpunt dat het slechts aanbieden van het verrichten van gelijksoortige werkzaamheden aan een nieuwe klant van de werkgever, geen dringende reden voor ontslag op staande voet op kan leveren. 

De kantonrechter heeft overwogen dat indien de werknemer de aangeboden werkzaamheden daadwerkelijk zou hebben verricht, er zonder twijfel sprake zou zijn van overtreding van het verbod van de arbeidsovereenkomst van partijen met betrekking tot het verrichten van nevenarbeid. In deze kwestie is niet gesteld of gebleken dat de werknemer de werkzaamheden daadwerkelijk heeft uitgevoerd.  De kantonrechter oordeelt vervolgens dat de grondslag waarop een ontslag op staande voet is gegeven niet aanwezig is, zodat het ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven. 

Het gerechtshof is van oordeel dat het standpunt van de werknemer moet worden verworpen en overweegt als volgt. Het staat vast dat sprake is van het aanbieden van vergelijkbare een daarmee van concurrerende werkzaamheden. Voorts staat vast dat de werknemer aan een (nieuwe) klant van de werkgever een aanbod doet voor het verrichten van vloerverwarmingswerkzaamheden (voor een prijs ad € 1.200,--). De werknemer heeft een vergelijking gemaakt met de gemiddelde prijs van de werkgever. Ook staat vast dat deze klant een (nieuwe) klant is bij wie de werknemer eerder in opdracht van de werkgever heeft gewerkt. Daarbij komt dat de werknemer de werkzaamheden beoogde uit te voeren met de materialen die hem door de werkgever ter beschikking zijn gesteld voor de uitvoering van de bedongen werkzaamheden. 

Naar het oordeel van het hof rechtvaardigt het aanbieden van het verrichten van gelijksoortige werkzaamheden onder deze omstandigheden, het onderhavige ontslag op staande voet. De werkgever heeft terecht aangevoerd dat de handelswijze van de werknemer elk vertrouwen dat zij als werkgever in een werknemer moet kunnen stellen, heeft ontnomen, hetgeen temeer klemt omdat de werknemer zijn werkzaamheden ‘op locatie’ en dus zonder toezicht van de werkgever uitvoert. 

Conclusie
Niet alleen het daadwerkelijk verrichten van concurrerende werkzaamheden maar ook slechts het aanbieden van werkzaamheden in concurrentie met de werkgever, kan onder omstandigheden dus voldoende grond opleveren om een werknemer op staande voet te ontslaan. 

LJN: BX4601

Mellany Klunder

Schrader Advocaat op Google+

Schrader Advocaat is nu ook te vinden op google+.

maandag 27 augustus 2012

Schrader Advocaat nu ook voor arbeidsrecht!


Schrader Advocaat groeit en wij zijn continue bezig om onze dienstverlening verder te optimaliseren. We zijn ondernemend en met onze proactieve en participerende houding, willen we ons onderscheiden. Steeds vanuit de gedachte, dat onze diensten moeten aansluiten bij vragen en wensen vanuit onze doelgroep: de bouwbranche. 

We informeren u en versturen geregeld nieuwsbrieven. Ook delen wij kennis en ervaringen op twitter, op linkedin en in blogs en columns in het blad Bouwen in het Oosten. We hebben veel positieve reacties gekregen op het verspreiden van ons handboek UAV 2012 en op onze gratis de downloaden UAV 2012 App . Momenteel zijn wij druk bezig om nieuwe producten samen te stellen, die wij graag aan u willen presenteren in onze stand tijdens de Bouw Relatiedagen in Hardenberg op 9,10 en 11 oktober a.s. 

Maar we kunnen ook niet om de realiteit heen. Veel bouwbedrijven hebben in deze tijd moeite om het hoofd boven water te houden. Als gevolg van deze crisistijden dienen veel bouwbedrijven een reorganisatie in werking te zetten en zijn daarbij genoodzaakt aanpassingen door te voeren die gevolgen hebben voor werknemers in de zin van (collectief) ontslag. Wij worden vaak benaderd door bouwbedrijven om hierover te adviseren of overleg te hebben. 

Genoeg redenen dus om u uitdrukkelijk te laten weten dat  u, naast het bouwrecht, ook voor arbeidsrechtelijke kwesties bij ons terecht kunt. Uiteraard kunt u daarbij ook rekenen op dezelfde hoge kwaliteit dienstverlening. 

Wat kan Schrader Advocaat voor u betekenen?


Onze dienstverlening omvat het adviseren en zo nodig procederen bij arbeidsrechtelijke kwesties. Bijvoorbeeld het geven van advies om in de beëindigingsovereenkomsten met uw werknemers uw risico’s uit te sluiten en te beperken. Schrader Advocaat kan u bijstaan met reorganisaties en (collectieve) ontslagrondes. 


Ook kunnen wij u adviseren of voor u procederen, over bijvoorbeeld 
opzegging of ontbinding van een arbeidsovereenkomst, secundaire arbeidsvoorwaarden, collectieve ontslagen of het verkrijgen van een ontslagvergunning, overleg met de OR etc. Tevens zijn wij op de hoogte van de contracten en voorwaarden (waaronder de Bouw CAO) die gelden in de bouw. Schrader Advocaat is in staat werkgevers en werknemers binnen de bouwbranche deskundig met advies en in procedures bij te staan. Onze advocaten zijn lid van de Vereniging van Arbeidsrecht, zodat zij altijd op de hoogte zijn van de laatste ontwikkelingen.  

Mocht u dus bijstand of advies nodig hebben met betrekking tot arbeidsrechtelijke kwesties, aarzelt u dan vooral niet om contact met ons op te nemen. 


Yvonne Schrader & Mellany Klunder

woensdag 22 augustus 2012

Strategische inschrijving op aanbesteding toegestaan?


Op 2 augustus 2012 heeft de rechtbank Rotterdam in kort geding geoordeeld dat het onder voorwaarden mogelijk is om een aanbesteding te winnen door een strategische prijsaanbieding te doen bij de inschrijving. 

Casus

De gemeente Rotterdam heeft een openbare aanbesteding uitgeschreven met betrekking tot de levering van promotioneel drukwerk. Het gaat om drukwerk dat gebruikt wordt voor in- en externe communicatie waarbij de specificaties kunnen variëren, met toepassing van de huisstijl.

Om voor gunning van de aanbesteding in aanmerking te komen moeten er inschrijvingen worden gedaan. Deze inschrijvingen worden beoordeeld aan de hand van de op het aanbestedingsplatform gestelde selectie- en gunningscriteria. De inschrijvingen worden als eerste getoetst op de op het aanbestedingsplatform genoemde selectie-eisen. Het niet voldoen aan een selectie-eis betekent dat de inschrijver niet voor gunning in aanmerking komt. Hierna worden de inschrijvingen beoordeeld op basis van het gunningscriterium van de economisch meest voordelige inschrijving. 

Voorafgaand aan de datum van inschrijving is de inschrijver verplicht de aanbestedende organisatie (de gemeente) in kennis te stellen dan wel om opheldering te vragen in geval van fouten, omissies of tegenstijdigheden in de aanbestedingsdocumenten, zodat de aanbestedende organisatie eventuele fouten tijdig kan herstellen. De aanbestedende organisatie zal aan het uitblijven van klachten het vertrouwen ontlenen, dat de aanbesteding zonder bezwaar kan worden voortgezet en tot ontvangst van inschrijving kan worden overgegaan. Dit beschrijvende document is met grote zorg samengesteld en de aanbestedende organisatie verwacht van de inschrijver een proactieve houding.
Mediacenter is een van de inschrijvers  op de aanbesteding. Op enig moment heeft de gemeente aan Mediacenter kenbaar gemaakt dat het de inschrijving van Mediacenter niet heeft kunnen selecteren als de economisch meest voordelige inschrijving. De opdracht wordt Mediacenter niet gegund en de gemeente is voornemens de opdracht aan andere drie inschrijvers te gunnen (partij 1, partij 2 en de Combinatie). 

Mediacenter heeft zich niet kunnen verenigen met dit gunningsvoornemen van de gemeente heeft een kort geding aanhangig gemaakt bij de rechtbank Rotterdam. Primair vordert Mediacenter de gemeente te gebieden de opdracht tot het verlenen van diensten te gunnen aan Mediacenter op basis van gunningscriterium economisch meest voordelige inschrijving. 

Het geschil
Mediacenter stelt dat de gunningscriteria in combinatie met de prijzen systematiek en beoordelingssystematiek niet transparant zijn en ongelijk en willekeur in de hand werken. Daarnaast stelt Mediacenter dat de inschrijving van partij 1 en partij 2 en de Combinatie, aan wie de opdracht voorlopig is gegund, ongeldig zijn omdat die inschrijvingen te kwalificeren zijn als manipulatieve, althans -door de Gemeente verboden- strategische inschrijvingen, althans abnormaal lage inschrijvingen. Volgens Mediacenter hebben Partij 1, Partij 2 en de Combinatie geen realistische, althans geen marktconforme, prijzen opgegeven bij de inschrijving. 

De voorzieningenrechter stelt voorop dat het inschrijvers is toegestaan om een strategische inschrijving te doen. Inschrijvers mogen hun biedingen dan ook zo invullen dat daardoor een maximaal of minimaal (afhankelijk van de systematiek) aantal punten wordt gescoord. De bedoeling van gunningscriteria is immers om aan te geven op welke wijze de aanbestedingsprocedure kan worden gewonnen. Een strategisch inschrijving moet echter worden onderscheiden van een manipulatieve inschrijving. Daarvan kan sprake zijn wanneer – als gevolg van miskenning door de inschrijver van bepaalde aannames van de aanbestedende dienst- de beoordelingssystematiek zo wordt gemanipuleerd dat het daarmee beoogde doel wordt verstoord, zoals bijvoorbeeld het innemen van een realistische positie. 

De voorzieningenrechter is mede van oordeel dat van een inschrijver een zekere proactieve houding verlangd mag worden. Dit volgt mede uit een arrest van het Hof van Justitie. Het ligt daarom op de weg van de inschrijver om aan hem kenbare mogelijk onregelmatigheden aan de orde te stellen in een stadium waarin deze kunnen worden gecorrigeerd met zo gering mogelijke consequenties voor het verloop van de aanbestedingsprocedure in het geheel. 

In de onderhavige situatie staat vast dat Mediacenter pas na de beslissing tot voorlopige gunning haar klachten over de prijsbepaling naar aanleiding van de producten naar voren heeft gebracht, terwijl Mediacenter hiervan reeds na ontvangst van het beschrijvend document op de hoogte had kunnen zijn. In samenhang met het beschrijvende document waarmee Mediacenter zich uitdrukkelijk akkoord heeft verklaard, is de voorzieningenrechter van oordeel dat Mediacenter haar rechten om op te komen tegen de onderhavige wijze van aanbesteden en haar rechten om op te komen tegen de gehanteerde methoden zoals die blijkt, heeft verwerkt. 

Verder geeft de voorzieningenrechter nog aan dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat inschrijvers aan wie de aanbesteding (voorlopig) is gegund, geen realistische dan wel marktconforme prijzen hebben gehanteerd. De door Mediacenter gehanteerde prijzen kunnen – anders dan zij wellicht meent- daarvoor niet als uitgangspunt dienen. De inkoopprijzen zijn afhankelijk van een groot aantal factoren, die ook beïnvloed worden door de aard en de achtergrond van het bedrijf van de individuele inschrijver. Deze inschrijvers hebben betwist dat is ingeschreven met prijzen die onder de eigen kostprijs liggen, c.q. dat ingeschreven zou zijn met prijzen die onder de laagst mogelijk inkoopprijzen zouden liggen. 

Al uit hetgeen is overwogen blijkt dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de inschrijving van partij 1, partij 2 en de Combinatie ongeoorloofd strategisch, manipulatief dan wel abnormaal laag zijn. De vorderingen van Mediacenter worden afgewezen. 

Mellany Klunder

maandag 13 augustus 2012

KLIC-melding, aannemer geen zorgplicht


Recent heeft het gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep zaak inzake de zorgverplichting van een aannemer door het doen van een KLIC-melding.

Casus:

Aannemer drijft een onderneming die zich bezighoudt met infrastructurele werkzaamheden. Hiervoor moeten diverse graafwerkzaamheden worden verricht. Vanwege de zorgverplichting van de aannemer is het noodzakelijk dat er een zogenaamde klic-melding moet worden gedaan bij het kadaster. Naar aanleiding van deze klic-melding worden door de netwerkbeheerder beheertekeningen ter beschikking  gesteld aan de aannemer. Deze beheertekeningen zijn plattegronden en geven informatie over de ligging van kabels en leidingen zodat graafschade aan kabels en leidingen in de bodem wordt voorkomen.

Na ontvangst van deze beheertekeningen heeft de aannemer van alle op de werklocatie aanwezig gestuurde boringen de diepteprofielen van de kabels opgevraagd. De netwerkbeheerder heeft hierop te kennen gegeven dat het met een dergelijke vraag niet uit de voeten kon. Op verzoek van de netwerkbeheerder heeft de aannemer vervolgens codes opgegeven van de kabels waarvan de aannemer diepteprofielen wenste. Bij deze codes heeft de netwerkbeheerder de diepteprofielen van de gestuurde boringen aan de aannemer verstrekt.

Ondanks de beheertekeningen heeft de aannemer  bij het uitvoeren van de graafwerkzaamheden van bijna acht meter diepte, toch drie middenspanningskabels van de netwerkbeheerder beschadigd. De netwerkbeheerder vordert betaling van € 111.523,21 als vergoeding van de door haar geleden schade, veroorzaakt doordat de aannemer onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door de kabels te beschadigen.

Bodemprocedure:

In eerste aanleg heeft de rechtbank Haarlem geoordeeld dat de aannemer onrechtmatig jegens de netwerkbeheerder heeft gehandeld door een op de tekening vermelde kabel niet te lokaliseren. Maar er is sprake van eigen schuld aan de kant van de netwerkbeheerder omdat de diepteprofielen van de betreffende kabel onvoldoende voortvarend in de beheertekeningen is verwerkt. De schadevergoedingsplicht voor de aannemer wordt hierdoor met 25% verminderd.

Hoger beroep:

Het gerechtshof Amsterdam volgt de rechtbank niet. De beschadigde kabels stonden ingetekend op de beheertekening, maar er stond niet bij deze kabels vermeld dat deze kabels door middel van een gestuurde boring gelegd waren. Hetgeen inhoudt dat deze kabels diep gelegen zijn. Terwijl dat er bij de andere, door middel van gestuurde boringen gelegde kabels, dit wel vermeld was op de beheertekening. Degene die kennisneemt van de beheertekening wordt op deze manier op het verkeerde been gezet. De aannemer is namelijk van de suggestie uitgegaan dat de kabel waarom het hier gaat, niet door middel van gestuurde boring is gelegd, hetgeen impliceert dat de kabel minder diep is gelegen dan waar aannemer wilde gaan boren. Deze suggestie is volgens het hof zo sterk dat de aannemer daarop zonder nader onderzoek mocht afgaan.

De onderzoeksplicht van de aannemer gaat volgens het gerechtshof niet zo ver dat de aannemer had moeten onderzoeken of het ontbreken van de aanduiding “gestuurde boring” op de beheertekening op een omissie berustte en dat de kabel in werkelijkheid wel door middel van een gestuurde boring was gelegd.

Daarbij komt nog dat het juist de aannemer is die de netwerkbeheerder heeft verzocht om beschikbaarstelling van de diepteprofielen van alle gestuurde boringen. De netwerkbeheerder kon niet met het verzoek uit te voeten en heeft de aannemer verzocht om de codes die op de beheertekening stonden vermeld, op te geven. Dit is een extra aanwijzing voor de aannemer dat indien een op de beheertekening vermelde kabel door middel van een gestuurde boring en dus diep was aangelegd, dit op de tekening vermeld zou staan. De netwerkbeheerder ging daar kennelijk zelf ook van uit.

Het hof Amsterdam concludeert dat de aannemer naar maatstaven van zorgvuldigheid niet behoefde te onderzoeken of de kabel door middel van een gestuurde boring was aangelegd. De aannemer mocht ervan uit gaan dat kabels die niet door middel van een gestuurde boring waren aangelegd, bij de door haar voorgenomen werkzaamheden niet zouden worden beschadigd, omdat die kabels veel minder diep in de grond zouden liggen dan de diepste door de aannemer uit te voeren gestuurde boring. Daarom heeft de aannemer haar zorgplicht jegens de netwerkbeheerder niet geschonden en worden de vorderingen van de netwerkbeheerder afgewezen.

Mellany Klunder

woensdag 4 juli 2012

Schrader Advocaat nu ook op twitter

Ons kantoor kan nu ook gevolgd worden op twitter. Hierop zullen wij algemene bouw- en bouwrecht gerelateerde informatie verspreiden. Dus volg ons op (link:) twitter!  



dinsdag 3 juli 2012

vrijdag 22 juni 2012

Hoge Raad: NEN-normen niet gratis


De NEN-normen van het Nederlands Normalisatieinstituut (NNI) hoeven niet gratis te worden verstrekt. 

De Hoge Raad stelt dat de overheid niet verplicht is om de NEN-normen kosteloos aan te bieden, omdat de normen waarnaar wordt verwezen in bouwregelgeving niet algemeen verbindend zijn. 

Kern van de uitspraak
De door het Nederlands Normalisatieinstituut tot stand gebrachte NEN-normen zijn geen door de overheid uitgevaardigde algemeen verbindende voorschriften en zijn daarom niet vrij van auteursrecht.

Achtergrond
Knooble B.V. stelt via haar website informatie beschikbaar die van nut is voor het voorbereiden en uitvoeren van bouwprojecten. Het Nederlands Normalisatie-Instituut (NNI), een particuliere stichting, brengt ten behoeve van de normalisatie normen tot stand, zogenoemde NEN-normen, onder meer op het terrein van de bouw. Het Bouwbesluit, dat op de Woningwet berust en bouwvoorschriften bevat, verwijst op veel plaatsen naar die NEN-normen. De NEN-normen voor de bouw kunnen worden ingezien op het kantoor van het NNI en zij kunnen ook tegen betaling bij het NNI worden verkregen. Knooble vindt echter dat die NEN-normen haar gratis of tegen een redelijke vergoeding ter beschikking moeten worden gesteld. Het NNI weigert dat omdat zij vindt dat zij het auteursrecht heeft op deze NEN-normen. Knooble meent dat geen auteursrecht rust op de NEN-normen voor de bouw omdat zij deel uitmaken van de Woningwet en het Bouwbesluit doordat de voorschriften daarvan naar die normen verwijzen. Daarvoor doet Knooble een beroep op artikel 11 van de Auteurswet dat bepaalt dat geen auteursrecht bestaat op door de overheid uitgevaardigde wetten, besluiten en verordeningen (dat zijn algemeen verbindende voorschriften in de zin van artikel 89 lid 4 van de Grondwet).

De procedure bij het hof
De rechtbank was van oordeel dat de NEN-normen niet algemeen verbindend zijn omdat zij  niet op de door de wet voorgeschreven wijze zijn bekendgemaakt. Daarom rust volgens de rechtbank auteursrecht op de normen. Het hof vond dat de NEN-normen weliswaar door de verwijzing in de Woningwet en het Bouwbesluit publiekrechtelijk algemeen geldende normen zijn, maar geen algemeen verbindende voorschriften in de zin van de Grondwet, omdat ze niet zijn uitgevaardigd door de regelgevende overheid maar door een private organisatie. Verwijzing in de Woningwet en het Bouwbesluit naar deze normen maakt dat niet anders.

De procedure bij de Hoge Raad
Knooble heeft tegen het arrest van het hof cassatie ingesteld bij de Hoge Raad (advocaat mr. M.E. Gelpke in Den Haag). De Staat en het NNI hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep (advocaten mrs. M.W. Scheltema en S.M. Kingma in Den Haag voor de Staat en mr. P.A. Ruig in Den Haag voor het NNI). Op 30 maart 2012 heeft de advocaat-generaal mr. F.F. Langemeijer de Hoge Raad geadviseerd de uitspraak van het hof Den Haag in stand te laten.

De uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad volgt dit advies. Hij oordeelt dat het NNI niet bevoegd is om algemeen verbindende voorschriften in de zin van de Grondwet uit te vaardigen. Die bevoegdheid krijgt het NNI ook niet door de verwijzing in de Woningwet en het Bouwbesluit naar de NEN-normen. Deze normen kunnen daarom niet worden aangemerkt als algemeen verbindende voorschriften als bedoeld in artikel 11 van de Auteurswet. De NEN-normen zijn dan ook niet op grond van dat artikel vrij van auteursrechten. De Raad van State oordeelde op 2 februari 2011 eveneens dat NEN-normen geen algemeen verbindende voorschriften zijn (LJN BP2750).

Gevolgen van de uitspraak
De zaak is hiermee geëindigd. De afwijzing van de vorderingen van Knooble is onherroepelijk geworden.

(bron: rechtspraak.nl)

donderdag 3 mei 2012

Column 2 in Bouwen in het Oosten

Deze week wordt het magazine Bouwen in het Oosten weer verspreid onder 7.200 abonnees. De klantenkring van dit magazine behoort volledig tot de doelgroep van Schrader Advocaat. Ik ben er dus trots op dat ik in dit magazine een column mag verzorgen. Hierbij een link naar mijn column in het april/mei nummer.