Volgens de voorzieningenrechter maakt de bank onder de gegeven omstandigheden misbruik van recht door thans tot openbare verkoop van de onroerende zaak over te gaan. De voorzieningenrechter heeft bij dit oordeel betrokken dat in deze tijd, waarin het economisch gezien niet goed gaat met Nederland en veel huizen, zoals ook het onderhavige, “onder water staan”, dat wil zeggen de hypotheekschuld hoger is dan de waarde van het huis, van een bank meer coulance mag worden verwacht dan in economisch goede tijden. Dit betekent dat een bank tot het uiterste dient te gaan voor zij het middel van een openbare veiling kiest en dat als het in redelijkheid nog mogelijk lijkt dat door middel van een regeling een grote restschuld kan worden voorkomen, daarvoor moet worden gekozen.
In de betreffende zaak dreigde een man te blijven zitten met restschuld van zeker 50.000 euro door de gedwongen verkoop van zijn woning, terwijl de totale schuld aan zijn bank ongeveer 15.000 euro bedroeg. Een schuld die te overzien is, vond de rechter.
De man was naar de rechter gestapt om de veiling te voorkomen en kreeg gelijk. Ook omdat hij inmiddels zijn schuld aan de vereniging van eigenaren had betaald en had voldaan aan een andere betalingsvoorwaarde van de bank. Hij wist de rechter er bovendien van te overtuigen dat hij inmiddels extra inkomsten had om een regeling te treffen.